‘Wie niet als een kind het Koninkrijk ontvangt, zal er zeker niet binnengaan.’ Marcus 10:15 NBV21

Het lijkt wel of dit zinnetje alleen maar trefwoorden heeft, sleutelwoorden tot een geheim. Want het Koninkrijk is een geheim en ‘binnengaan’ is zeker geen open deur. Maar er is ook geen achterdeur of verborgen ingang. De sleutel is niet in de handen van Petrus, maar in de handen van de ontvanger.

Binnen de theologie is ontvangen geen probleem. We geloven en belijden dat we bij God blijven doordat we steeds opnieuw genade ontvangen. Maar ontvangen als een kind heeft een andere kleur. Jezus spreekt hier niet over het geloof van een kind, maar over ontvangen als een kind. Dat is voor mij één werkwoord. Niet een kinderlijk geloof, maar ontvankelijkheid verbindt gelovigen van alle leeftijden met elkaar.

Het lichaam van Christus heeft dan wel vele leden, maar het is ook homogeen omdat we vanuit Hem worden gevoed. We ontvangen wat we nodig hebben, Hij geeft zichzelf in brood en wijn.

Maar hoe ontvang ik als een kind? Hoe was ik vroeger? Natuurlijk was er de spanning rondom verjaardagen, met cadeaus krijgen, en brengt het de emoties van dagen aftellen en sterk verlangen weer boven. Maar voor ontvangen is dat toch te beperkt, niet alledaags genoeg.

Bijna elke dag ontving ik van mijn ouders wat ik nodig had. Het ouderlijk huis en de zorg waren mijn kleine koninkrijk, waarin ik leefde met een vanzelfsprekendheid die niet ter discussie stond. Dat er gezorgd werd ontving ik als een kind, zonder daarbij stil te staan.

Wat zou het tegenovergestelde zijn van ontvangen als een kind? Hoe ontvangt een volwassene? Als volwassene heb je meer keus om te ontvangen of te weigeren. Misschien is het woord dat in Lucas 18 vers 17 wordt gebruikt behulpzaam: ‘Wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan’ (NBV). Het is beslist niet vanzelfsprekend dat volwassenen openstaan. Openstaan is een actief proces waarbij ik me niet door mijn meningen, ervaringen, hartstocht en pijn laat dicteren hoe ik me zal opstellen in het leven. Volwassenen kunnen op slot zitten, net als kinderen overigens, ze kunnen beschadigd zijn. Maar de meeste gezonde, jonge kinderen stellen zich open op. Dat raakt me diep. Daarin schuilt voor mij iets heiligs en ontroerends. Het roept een verlangen op om net als vroeger zo onbekommerd benieuwd en ontvankelijk te zijn.

Misschien schuilt hierin mijn ambivalentie voor dogmatiek: het gevaar dat de openheid verdwijnt. Dat waarheden zo strak geformuleerd worden, dat wie die niet (helemaal) kan onderschrijven ‘verhinderd wordt’. Natuurlijk is theologie niet slecht, maar het heeft het gevaar in zich dat het de kinderlijke ontvankelijkheid doodt en dat is zonde.

Jezus zegt: het Koninkrijk behoort toe aan wie zijn zoals zij. Het gaat om het zoals. Ik kan geen kind meer worden, niet teruggaan in de tijd, maar kennelijk kan ik wel worden zoals zij. Dan is het wellicht nodig dat ik dingen afleg die me hinderen en dat moet ik voor mezelf ontdekken. Maar als ik het wil, kan het geopenbaard worden. Op zoek gaan naar wat verloren is geraakt. Ontdekken wanneer mijn zoals is veranderd tot een soms onbuigzaam: omdat! Er is geen sluiproute omdat zoals Picasso zei: ‘It took me … a lifetime to paint like a child’.