In de passage uit Matteüs 11 gebruikt de NBG 51 vertaling het woord kinderkens. ‘… dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard.’ De NBV21 vertaling gebruikt de woorden ‘…maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld.’ Hetzelfde geldt voor de parallel passage in Lukas 10.
De motivatie van deze keuze door de vertalers is mij verborgen. In heel veel vertalingen wordt het woord kind gebruikt, en in praktisch alle Engelse vertalingen die ik erop heb nagelezen, waarom dan ‘eenvoudige mensen’? In de Naardense Bijbel is gekozen voor ‘onmondigen’. Dat is misschien wel de meest letterlijke vertaling voor het Griekse woord ‘nēpios’ dat in de grondtekst staat. Letterlijk betekent het niet-sprekend. De afgeleide betekenis is een (klein) kind, of een eenvoudig persoon, of een onvolwassen christen.
In de context waarin Jezus dit spreekt kun je eenvoudige mensen als tegenpool zien van de wijzen, de verstandigen. Soms wordt bij het woord kinderen al snel de interpretatie van nederig en rechteloos gebruikt, omdat een kind in de klassieke oudheid zonder rechten was. In het Jodendom worden kinderen overigens zeer hooggeschat en is onderwijs en leren een vitale waarde.
Is er een andere weg dan kiezen voor eenvoudigen of kleine kinderen? Niet-sprekend, waar zou dat nog meer op kunnen duiden?
Ik heb gespeeld met het idee dat juist het vleesgeworden woord spreekt over de niet-sprekenden. Kleine kinderen hebben nog geen eigen woordkeuze voor de wereld om en boven hen. Zij vinden nog geen wijsheid in woorden, net als eenvoudigen. Ik trek voor mezelf de conclusie dat ik voor openbaring woordloos bij God kan zijn, een kostbare gave.
Ook wijzen en verstandigen kunnen in contemplatie woordloos bij God zijn. Je kunt kiezen om woordloos bij te God zijn, niet omdat je niet kunt spreken, maar omdat je wilt zwijgen. Omdat ik dan beter luister en ontvankelijker kan zijn, zoals kinderen.
Er is dus alle reden om de wereld van het (kleine) kind serieus te nemen en op te nemen in mijn eigen denken, doen en leven. Durf ik veel ruimte te bieden aan kinderen aan wie God zich openbaart, ook al hebben zij daar nog geen woorden voor? Dat God bij hen is en zij bij God zijn, zoals Rebecca Nye’s suggestie over kinderspiritualiteit?
Misschien zijn deze woorden van Jezus daarom ook een aansporing voor stilte en contemplatie. Dat kan ik best gebruiken.